Het oude mijnbekken van de Borinage laten we achter ons en zoeken de kleine wegen op die ons leiden naar de historische steden Beaumont, Chimay. Er is geen gebrek aan abdijen in het land Van Thuin waar de monniken de rust en de pracht van het landschap vonden.
Toeren: De Henegouwse laars De Henegouwse laars
In het Borinage mijnbekken hebben ze betere tijden gekend. Natuurlijk, het leven was hard en het werk zwaar. Maar nu is er géén werk meer, en de industriemetropool Charleroi is vrijwel alleen nog metropool, en zelfs daar worden tegenwoordig vraagtekens bij geplaatst. Een veel te snel gegroeide stad, zonder een verleden waar ze zich kan aan optrekken, maar meer nog zonder toekomst. Synoniem voor verloedering, criminaliteit, werkloosheid, armoede en alle andere onaangename dingen des levens. De cafébaas bij wie we die morgen na de verbindingsrit over de autosnelweg — steeds een vervelende klus — een lekkere warme koffie naar binnen gieten weet het ook allemaal wel, na zes inbraken op nauwelijks twee maand tijd. Hij is van Bastogne naar hier komen wonen — dat hoor je nog duidelijk aan zijn accent. Of het bevalt? Ach, meneer, ik kan er mee lachen of om schreien, dus is het misschien maar beter te lachen.
“Wees voorzichtig op de motor!”, is de goedbedoelde raad die we van hem nog meekrijgen wanneer we vertrekken voor de eigenlijke “Henegouwse laars”. Charleroi is misschien een beetje een triestig vertrekpunt, de stad en haar omgeving wordt door toeristen gemeden alsof er pest heerst. Maar dat ze vooral wat betreft die omgeving goed fout zitten, weten we al meteen nadat we de stad zijn uitgereden en vanuit Châtelet richting Florennes draaien. Een bochtig weggetje met pittoreske arbeidershuisjes erlangs, stille getuigen van de vroegere industriële bedrijvigheid. We volgen exact de loop van de Acoz, een bijrivier van de Samber. Valleitjes staan altijd borg voor motorplezier, en deze vallei dan zeker want ze is lang niet toeristisch opgefokt en wellicht door de alledaagsheid zo charmant. Grote wegen liggen ons, motorrijders, niet. Dus gaan we van de grote verbindingsweg tussen Charleroi en Beaumont af om even de sfeer op te snuiven die er over dit landbouwland hangt. Smalle weggetjes, weinig verkeer. Zo weinig dat de arbeiders die een stukje herstellen opschrikken wanneer we om de bocht komen. Zeg zelf, wie rijdt hier nou langs? Beaumont, een onontdekt pareltje aan de nationale toeristische kroon, naderen we dus vanuit een andere hoek. Vrijwel onmiddellijk beland je op het statige marktplein. Je plaatst je zo in de tijd dat Napoléon hier, in het huis naast het stadhuis, zijn intrek nam om z’n laatste — naar we mogen aannemen onrustige — nacht voor de slag van Waterloo door te brengen. Maar Beaumont heeft ook oudere geschiedenissen, vermakelijke geschiedenissen zelfs. Ooit zou Keizer Karel hier een onverkwikkelijk iets hebben meegemaakt. Bij een bezoek aan de stad stuurde hij zijn gevolg vooruit om te kijken of alles in orde was en hij met de nodige honneurs kon ontvangen worden. Hij bleef alleen achter in de bossen rond de stad. Drie kerels van laag allooi — naar verluidt afkomstig uit de Auvergne — hielden de Keizer echter voor een rijk alleenreizend koopman en beroofden hem van rijdier en kleren. ‘s middags kwamen ze in Beaumont aan — de Keizer was daar ondertussen ook gearriveerd — werden herkend en direct opgeknoopt wegens majesteitsschennis. Een rijmpje is nog steeds in de volksmond blijven voortbestaan: “Ville de Beaumont, ville de malheur. Arrivés à midi, pendus à une heure.” (Stad van Beaumont, stad van ongeluk, ‘s Middags aangekomen, om één uur opgehangen.) Wie houdt van een romantische wandeling met indrukwekkende vergezichten kan een wandelingetje rondom de 2,5 kilometer lange vestinggordel van de stad overwegen. Deze vestinggordel werd aangelegd vanaf de 12de eeuw door de graven van Henegouwen, van vader op zoon Boudewijn geheten. Je passeert dan langs de Tour Salamandre, waar een museum in ondergebracht. Vanop de toren heb je ook een mooi zicht op de vallei van de Hante, maar bovenal is deze Tour Salamandre een militair en architecturaal kunststukje. Ook een architecturaal kunststukje, maar dan iets recenter, is het stuwmeercomplex van “Eau D’Heure”, dat voornamelijk bedoeld is om de Samber en daarmee ook het kanaal van Charleroi voldoende debiet te geven. Het is het grootste stuwmeercomplex van ons land, ondertussen al verworden tot een soortement attractie: je kan er zeilen, waterskieën, vissen, kortom alles wat de toerist wenst is er. Ook een uitkijktoren van 100 meter hoog van waaruit je mooi zicht hebt op de omgeving. Vanop een motor heb je dat eveneens dus wij verkiezen om lekker genietend door te rijden. Genietend is het woord, een schitterend stukje rijden is het tot het kleine dorpje Vaulx, waar je niet mag vergeten links af te slaan voor de dorpskom want een eindje voorbij de kerk loopt de weg dood. Links naar Lompret dus, het dorpje ligt diep verscholen in een groene vallei. Lompret heeft trouwens nog wat anders te bieden. Bij de VVV Chimay kan je een route krijgen van een zes kilometer lange wandeling die langs de “Romeinse rots” (een veronderstelde Romeinse vesting) loopt en waar en passant ook stenen resten uit het Neolithicum te bekijken vallen.
Evenzo zijn de vreemde volstrekt rechte wegen in het stukje land onder de bossen van Chimay zeer merkwaardig. Het landschap heeft er een beetje een buitenaards aura, de huizen lijken verlaten, er is nauwelijks verkeer. We rijden op dat ogenblik vlak boven de Franse grens, de steven wordt daarna richting Chimay gewend. Onder motorrijders vooral sterk bekend wegens het circuit, maar Chimay heeft als voormalige hoofdstad van een heus vorstendom — er bestaat nog steeds een Prins van Chimay — wat belangwekkenders te bieden dan motorracen. Het vorstelijk verleden van Chimay is samengebald op de grote markt, waar vier stenen prinsen van Chimay broederlijk op één sokkel staan en de Prinsenpoort (ook wel Toscaanse poort genoemd) naar de vorstelijke verblijven leidt. Hoe Chimay precies vorstendom is geworden, staat vermeld in de geschiedenisboeken. Als sterk uit de vallei van het witte water (L’eau Blanche) oprijzende heuvel was de plaats waar nu het marktplein van Chimay ligt heel geschikt als militair bolwerk, ondermeer tegen de Noormannen die in de 8ste en 9de eeuw onze streken onveilig maakten. Door het feodaal stelsel werd het land van Chimay onderdeel van het Graafschap Henegouwen, maar in 1473 werden stad en omgeving zélf gepromoveerd tot graafschap. Dertien jaar later werd het Graafschap Chimay door Maximiliaan van Oostenrijk tot Vorstendom verheven, met de familie De Croy als erfelijke monarchie. Deze familie De Croy vinden we gedurende twee eeuwen overal in België en Frankrijk terug op hoge posten: graven, prinsen, kardinalen, abten van belangrijke abdijen. Door erfeniskwesties erfde in 1604 ene François-Joseph de Riquet de Caraman in 1604 het domein van Filips van den Elzas, die zelf geen nazaten had. De huidige, éénentwintigste prins van Chimay is een afstammeling van deze, maar vorstelijke macht over het vorstendom heeft hij uiteraard niet. Al was het louter historisch gezien best mogelijk geweest dat binnen ons land het mini-staatje Chimay had gelegen — iets als Andorra of Liechtenstein... Wat de huidige Prins van Chimay, tevens graaf van Caraman, wel nog heeft, is het kasteel dat het resultaat is van vele eeuwen geschiedenis en talloze verbouwingen. Na een brand in 1935 bleef er bijna niets over, alleen het theater, een toren en enkele meubels konden gered worden. Het paleis werd toen herbouwd volgens de plannen van 1607, kort nadat de eerste De Camaran er zijn intrek had genomen dus. Beroemd is het theater, dat gebouwd werd in opdracht van Thérésia de Cabarrus, een Spaanse met redelijk avontuurlijk bloed. Ze raakte verzeild in de Franse revolutie te Parijs, waar ze mee verantwoordelijk was voor de val van Robespierre en ternauwernood haar hachje wist te redden door één van de leiders van de Revolutie, Jean Tallien, rond haar vinger te winden. De revolutie was ze nog niet voorbij of de grote revolutionair moest het al zonder haar stellen en ze toog naar Chimay, waar de 15de Prins van Chimay hetzelfde lot te wachten stond. Madame Tallien leidde, zoals het de vrouw van een Prins betaamt, een vorstelijk bestaan en woonde in haar theater voorstellingen bij van menige beroemdheid als ondermeer de Russische componist Borodin en stukken van Auber, de schrijver van ‘De stomme van Portici’. Terug op de grote markt is het absoluut tijd voor een Trappist van Chimay. Eén mag, zeker als er een behoorlijke portie lokale keuken bijkomt. Bij goed weer kan je de stemmige markt van Chimay onderwijl op je laten inwerken.
Even onder Beaumont rijden we over de Franse grens voor een stukje Frankrijk dat eigenlijk meer affiniteit vertoont met de Ardennen dan met Frankrijk. Net zoals wij is er ook de volksaard niet aan landsgrenzen gebonden. Grote hereboerderijen, halve kastelen bijna liggen temidden van hun landerijen. Vele verkeren in verwaarloosde staat, maar her en der wordt klaarblijkelijk toch veel energie en geld gestopt in een verantwoorde restauratie. De streek van Solre-le-Château en Cousolre geeft een bijzonder vredige indruk, net of hier nooit wat gebeurd is dat voor wie dan ook van enig belang zou kunnen zijn. Dat is eigenlijk ook zo, het zwaartepunt lag in vroeger tijden iets meer ten noorden, tussen de kronkelende meanders van de Samber. Le Thudinie, het land van Thuin, is een van de mooiste streken waar we ooit doorreden, al is lang niet alles er mooi in model gestreken. De echtheid is het frappante aan dit stuk Henegouwen. La Thudinie heeft blijkbaar ook een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitgeoefend op monniken, die in de omgeving heel wat merkwaardige getuigenissen van hun verblijf achterlieten. Met name in Lobbes, een klein stadje dat zich sedert mensenheugenis bij de aldaar gevestigde abdij laat aanleunen. Die abdij werd gesticht door ene Landolinus, die alvorens monnik te worden duchtig de bloemetjes buiten zette. Maar in 638 beterde hij zijn leven en stichtte hij dus die abdij, die zich ontwikkelde tot één van de belangrijkste cultuurcentra van het toenmalige West-Europa. Dat is nog goed te merken aan de majestueuze en kolossale St. Ursmaruskerk, die werd ingewijd in 843 en daarmee één van de zeer zeldzame overblijfselen van de Karolingische bouwkunst in België is. Je kunt er dus eigenlijk niet omheen om er even binnen te lopen en te genieten van de sobere strenge bouwstijl.
Zoals gezegd, aan abdijen geen gebrek in de omgeving van Thuin. Biedt de St. Ursmaruskerk een gaaf voorbeeld van vroegromaanse bouwkunst, vroeggotische bouwkunst is een paar kilometers verder te bewonderen, waar de weg zich onnatuurlijk rond de abdij van Aulne slingert. De abdij van Aulne werd slechts een paar jaar later gesticht dan die van Lobbes, met name in 657, maar ze bleef immer in de schaduw van deze, tot haar glorietijd in de zeventiende eeuw. Nauwelijks honderd jaar later, tijdens de Franse revolutie, werd ze totaal verwoest. Daarmee verwerden enkele van de belangrijkste vroeggotische gebouwen tot ruines die niet méér kunnen laten zien dan een flauwe afspiegeling van de eertijds immens grote en machtige abdij. Het romantische aanzicht van de abdij wordt wreed verstoord door schreeuwlelijke parasols van terrassen. Waar geld te verdienen is gaan kunst en cultuur geheid in de verdrukking. Eens uit het gezichtsveld kom je echter in een onnatuurlijk schattig landschap terecht, waar de gekanaliseerde Samber tussen de bossen een Franse aanblik biedt. Enkele kilometers verder wordt de indruk van rust en vrede helemaal verstoord, als we de drukbereden driebaansweg richting Charleroi terug opdraaien. De wereld van een motorrijder kan nu eenmaal niet alleen uit rustige kronkelende bos- en landwegen bestaan. Al kun je het er, zoals tijdens deze rit, wel op toeleggen.
Praktische informatie
Deze route kan op één dag gereden worden, maar voor wie er ook nog wat wil van meedragen en de steden Beaumont, Chimay en Thuin, alsook de kerk van Lobbes en de abdij van Aulne wil bezoeken, adviseren we toch twee volle dagen (heen en terugreis niet meegerekend).
Toeristische informatie (in ritvolgorde)
Ham-s-Heure: hier vindt u het “Musée de la vie rurale & artisanale”, een klein streekmuseum dat ondermeer oude ambachten doet herleven. Open van 15 april tot 1 oktober op zaterdag en zondag van 15 tot 19u. Inlichtingen: 071/21.36.83.
Beaumont: Het oude stadsgedeelte van Beaumont ligt hoog op een heuvel boven de vallei van de Hantes. Graaf Boudewijn IV van Henegouwen liet de stad omringen met een stadswal, waarlangs nu een wandeling loopt die brede panorama’s op de omgeving biedt. Dan passeer je ook langs de Tour Salamandre, een 14de eeuws militair bouwwerk waar momenteel een museum voor geschiedenis en folklore is ondergebracht. Beaumont is een zeer romantisch stadje, met mooie oude huizen. In het huis rechts naast het stadhuis overnachtte volgens de overlevering Napoléon daags voor de slag van Waterloo.
Barrages de l’Eau D’Heure: De stuwmeren van Eau d’Heure zijn een begrip in de watersportwereld. De Belgische kampioenschappen Jet-ski vinden hier plaats en er kan ook gesurft worden, terwijl eveneens een zandstrand werd aangelegd. De stuwmeren behoren tot de grootste van het land.
Lompret: Stil en mooi dorpje dat interessanter is door de archeologische ontdekkingen die in de omgeving gedaan werden. Een zes kilometer lange wandeling is uitgestippeld en leidt langs het zgn. Romeins kamp, neolithische vestigingsplaatsen en silexvelden, waar nog werktuigen van duizenden jaren oud kunnen worden teruggevonden.
Baileux: Op het industrieterrein van dit dorp wordt de Trappist van Chimay gebotteld. Abbaye de Scourmont: in dit in 1850 gestichte klooster wordt de welbekende Trappist van Chimay gebrouwen. Het klooster is niet geheel voor bezoek toegankelijk. De producten van de abdij, Trappist en kazen, kunt u proeven in de ter plaatse aangeduide “Auberge de Poteaupré”.
Chimay: Dit lieflijke stadje is ooit de hoofdstad van een vorstendom geweest. Het kasteel van Chimay, dat in de tiende eeuw zijn ontstaan kent, werd in de 15de eeuw de kern van een graafschap, dat kort daarna door Maximiliaan van Oostenrijk tot vorstendom werd verheven. Tegenwoordig is er nog steeds een Prins van Chimay, de eenentwintigste prins van Chimay is een nakomeling van een neef van Filips van den Elzas. Aan de grote markt ziet men de Triomfpoort, gebouwd in 1610 door de vijfde Prins van Chimay, waarlangs nog steeds het kasteel kan bereikt worden. Het kasteel zelf is niet zo interessant -in de woelingen der tijden is veel verloren gegaan -wel de talloze anekdotes die errond verweven zitten en die u verteld worden door de gids. Het kasteel is toegankelijk van maart tot november, geleide bezoeken om 10u30, 11u30, 14u30, 15u30 en 16u30. De collegiale kerk met 13de eeuws koor is eveneens een bezoekje waard. Grootste kunstwerk is een 16de eeuws kruisbeeld, ook de oude praalgraven zijn de moeite waard.
Solre-s-Sambre: Het kasteel van Solre-s-Sambre stamt uit de 13de en 14de eeuw en is te bezoeken. Men kan er de kerkers, een 15de eeuwse keuken, de ridderzaal en een verzameling oude meubelen en huisraad zien. Alle dagen van 10 tot 12u. en van 14 tot 18u.
Merbes-le-Chateau: Stemmige gemeente met 16de eeuwse kerk die een elegante peervormige spits bezit. De gotische doopvont maakt een bezoekje binnenin de moeite waard.
Lobbes: De abdij van Lobbes bestaat nu niet meer, maar was één van de machtigste van West-Europa. Lobbes dankt er de St. Ursmaruskerk aan, een basiliek die in de 8ste en 9de eeuw werd gebouwd (en later verbouwd) en aldus een van de enige Karolingische bouwwerken is in ons land. Deze vroegromaanse krerk is een bezoek zeker waard. In de crypte liggen de sarcofagen van de H. Ursmarus en de H. Ermelinus, die de kerk in de 7de eeuw stichtten. Lobbes heeft ook nog mindere oude overblijfselen van de abdij, zoals de Portelette, uit de 17de eeuw. Thuin: Een oude stad, die reeds sedert de 7de eeuw een belangrijke strategische rol speelt. Hoge en droge ligging is vandaag de dag minder belangrijk en Thuin is een beetje ingeslapen maar heeft wel veel uit vroeger tijden bewaard, met name in de oude bovenstad die hoog boven de Samber uittorent. Het belfort (1638) was in een vroeger leven kerktoren, maar daarnaast fascineert Thuin vooral door de vele oude huizen die een zwaar en massief karakter hebben. Een deel van de oude vestingwallen is eveneens bewaard.
Abbaye d’Aulne: De abdij van Aulne werd gesticht in de 7de eeuw, kende haar bloeitijd in de 18de eeuw en werd in 1794, tijdens de Franse revolutie, geheel verwoest. Wat rest zijn monumentale ruïnes, die ineens voor je opduiken. Vooral de ruïnes van de gotische kerk zijn schitterend. Ook interessant is de abdijhoeve, een merkwaardig 18de eeuws bouwsel. De abdij is open elke dag van 9u tot 20u. De sluisjes op de Samber in de omgeving van de abdij van Aulne zijn heel erg pittoresk.
Comments - De Henegouwse laars
Gus
- 23/07/2014
Je vient de terminer la ballade , elle est superbe magnifique !!! Je vous la recommande vivement de superbe paysage !! Bravo !!
Juste faire attention entre le point 14 et 15 ce sont des petites routes très étroite de campagne et elle sont très abîmer les trail pas de problème mais les sportive redoublé de prudence , pour le reste tout est ok .
Nele
- 31/05/2010
Dat mag wel informerend zijn, maar daar begin ik niet aan. Véél te lang. Maak het speelser door kleurtjes en foto‘s. Dan is het leuker om te lezen.
carl vanderpeypen
- 29/04/2007
un excellent raodbook!!! A faire. on emprunte des chemins secondaires magnifique qui nous font découvrir des paysages superbes !!!! Une allure modérée nous donne encore plus la sensation de décompresser au milieu de cette nature de notre belle province!!!! Encore merci pour ce partage !! appel de pied!!